Reguliere kanunniken en kanunnikessen

De orde der reguliere kanunniken (of augustijner koorheren) zijn voortgekomen uit een hervormingsbeweging die zich afzette tegen de wereldse levenswijze van seculiere kanunniken. De aartsbisschop van Reims schreef de reguliere kanunniken de regel van Augustinus voor in 1067, waarna de regel vanaf 1100 gold als de algemene regel. De kloosterlingen legden de drie kloostergeloften af (armoede, celibaat, gehoorzaamheid aan de regel en meerderen binnen het klooster). De regel van Augustinus gaf weinig praktische richtlijnen voor de organisatie van een klooster, waardoor verschillende huizen eigen gebruiken (consuetudines) ontwikkelden. Die waren vooral gebaseerd op de regel van Benedictus en gebruiken van benedictijnse orden, waardoor in de praktijk soms moeilijk onderscheid viel te maken tussen de twee verschillende orden. Dit had ook gevolgen voor de kleding van reguliere kanunniken, want sommige kloosterlingen namen het zwarte habijt van de benedictijner orde aan, terwijl anderen het witte habijt (premonstratenzers) aannamen.

Kleding vrouwen: Zwarte sluier, witte onderkap, witte guimpe, lang wit habijt. Soms een lange zwarte mantel en soms een lange witte mantel en zwart scapulier.
Kleding mannen: Lange witte pij, kruinschering en een zwarte schouderdoek die wordt gedragen met de kwastjes over de linkerschouder (almuis).
Over derde-ordelingen is weinig bekend met betrekking tot de kleding.

Op de pagina Verantwoording vindt u meer informatie over de kunstwerken afkomstig uit de database van Medieval Memoria Online (MeMO).