Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Objectbeschrijvingen

Kazuifel geschonken door een Jeruzalemvaarder

Amsterdam, na 1496 (datering op basis van vermeende schenker)

Fluweel, zijde en gouddraad

Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv. nr. ABM t02004

Voorzijde
Achterzijde

Hoewel niet is overgeleverd door wie dit kazuifel is geschonken, geven de op het kazuifel aangebrachte wapenschilden aanwijzingen over de identiteit van de schenker(s). Op de achterzijde staat namelijk een geborduurd Latijns kruis, met op de zijarmen twee wapenschilden. Beide schilden zijn in tweeën gedeeld. Op de linkerkant van het linker schild staat een krukkenkruis met vier kleine kruisjes in de hoeken; dit is een zogenaamd Jeruzalemkruis. Op de linkerkant van het rechterschild zijn twee gekruiste palmtakken te zien. Dit laatste motief herinnert aan de intocht van Christus in Jeruzalem op Palmzondag, een gebeurtenis die door middeleeuwse pelgrims in Jeruzalem werd herdacht met een processie. In de Nederlanden, waaronder in Utrecht, bestonden zogenaamde Jeruzalembroederschappen, genootschappen van Jeruzalemvaarders, die onder andere een speciale rol in de Palmzondagsprocessies hadden, in navolging van die in Jeruzalem. Als symbool gebruikten zij de palmtak.

Kortom: dit kazuifel werd door een Jeruzalemvaarder geschonken, die waarschijnlijk lid was van een Jeruzalembroederschap. Het Jeruzalemkruis op het linker wapen duidt dan wellicht op de titel Ridder van het Heilige Graf. In de Heilig Grafkerk kon men namelijk deze ridderslag ontvangen, wat voor velen een belangrijke reden was de pelgrimage te ondernemen. Ridders van het Heilig Graf droegen een ketting met een Jeruzalemkruis daaraan als teken van hun waardigheid.

Groepsportret van twaalf leden van de Haarlemse Jeruzalembroederschap (ca.1528), geschilderd door Jan van Scorel, die zelf ook is afgebeeld op het schilderij als derde van rechts. Jan Albertsz. van der Aa is tweede van links. Alle leden dragen een palmtak en een Jeruzalemkruis om hun hals of op hun kleding. (Frans Halsmuseum, Haarlem, inv. nr. OSI-310). Zie ook: Jeruzalemvaarders in Beeld.

In recente literatuur wordt op basis van de rechterhelft van het rechter schild, bestaande uit drie dwarsbalken, de schenker als Jan Aelbertsz. van der Aa geïdentificeerd, een Haarlemse Jeruzalemvaarder, die in 1486 en 1496 de pelgrimage ondernam. Op het groepsportret van de Haarlemse broederschap van omstreeks 1528 is hij weergegeven met zijn schild met drie zwarte dwarsbalken op een gele ondergrond. Als Jan Aelbertsz. van der Aa dit kazuifel werkelijk heeft geschonken, is hij echter waarschijnlijk niet de enige schenker geweest: zijn schild staat aan de rechterkant ('heraldisch links'), de minst belangrijke plek. Van wie het schild aan de linkerkant is, is tot nog toe onbekend.

Ook de overige iconografie heeft een relatie met de pelgrimage naar Jeruzalem. Op de achterzijde is in het midden de Opstanding van Christus afgebeeld, die plaatsvond op de plek waar nu de Heilig Grafkerk in Jeruzalem staat. Het is dan ook een veelvoorkomend motief op memorietafels van Jeruzalemvaarders. Op de voorzijde staat verder nog een heilige in harnas afgebeeld met een Jeruzalemkruis op de borst en pijl en boog in zijn hand. Het is niet bekend wie dit is, maar een mogelijke kandidaat is de heilige Joris, die in het Heilige Land begraven zou zijn en een belangrijke heilige voor kruisvaarders en pelgrims was.

Evenals de schenking aan een kerk was een pelgrimage een manier om je tijd in het vagevuur te verkorten. Bovendien stonden pelgrims in hoog aanzien, aangezien de hoge kosten voor de reis en de lange reisduur, waardoor een pelgrimage naar Jeruzalem niet voor iedereen was weggelegd. Het is dan ook niet zo vreemd dat velen zich op hun identiteit als Jeruzalemvaarder lieten voorstaan, evenals hier het geval is.

Het kazuifel is niet meer in originele staat. Het is duidelijk te zien dat het gewaad bij een latere reparatie of reconstructie is bijgeknipt, waarbij delen van de geborduurde versieringen verloren zijn gegaan, voornamelijk aan de voorkant van het gewaad, waar de bovenkant van het hoofd van St. Cornelius en de voeten van de boogschutter-heilige zijn verdwenen.

Referenties en literatuur

Gebruik

Na de middeleeuwen