Wout Puijk, biotechnicus

Eerste contact met proefdieren

Mijn broer werkte bij TNO en ik ging wel eens met hem mee als hij de proefdieren ging verzorgen. Wij kwamen van een boerenbedrijf, dus we waren al van jongs af aan gewend om voor dieren te zorgen. Later ben ik zelf ook bij TNO gaan werken. Dat was het begin van mijn proefdiercarrière. In de avonduren studeerde ik voor mijn diploma’s voor proefdierverzorger en biotechnicus.

Werk met proefdieren nu

image6Ik houd me bezig met de huisvesting en de verzorging van muizen en ratten, en waar nodig met biotechnische handelingen, zoals bloed afnemen, stoffen toedienen en spenen: de jongen van de moeder weghalen. Ik heb ook met konijnen, cavia’s en hamsters gewerkt, en was een tijd chef van de proefdierverblijven, toen nog aan de Catharijnesingel. Naast het werken met proefdieren moet er veel administratie bijgehouden worden. Alles wat je doet moet geregistreerd worden.

Moeite mee

Ik vind het wel eens lastig als een onderzoeker weinig ervaring heeft. Dan streef ik ernaar om de juiste werkwijze met de dieren aan te leren. Het is bijvoorbeeld een hele kunst om het juiste aantal proefdieren met bepaalde genetische eigenschappen te fokken, en dus zo weinig mogelijk overschot van proefdieren te hebben. Ik heb dat door de jaren heen geleerd en begeleid anderen daarbij.

Dilemma

Lang geleden fokten we muizen in een ruimte die in de zomer te warm werd. In de zomer liep het aantal geboren pups terug. Dat maakt het plannen van het aantal gefokte dieren erg moeilijk. We wisten niet precies wat er aan de hand was, maar die warmte was natuurlijk niet goed voor het welzijn van de muizen. Airco was nog niet gangbaar, maar ik vroeg die toch aan. Om ervoor in aanmerking te komen, moest ik aantonen dat de temperatuur het probleem was.

Het is een kwestie van alert zijn

Van een bevriend geneticus hoorde ik dat zaadcellen dood kunnen gaan van hoge temperaturen, en dat bracht me op een idee. Ik ging dagelijks de temperatuur én de geboortes bijhouden. En jawel, er zaten telkens 3 weken tussen een warmtepiek en het begin van een geboortedip, precies de tijd van de dracht. Die airco hebben we gekregen.

3V-methoden

Korter geleden hadden we problemen met vechtende mannetjes. Ik dacht dat de geur van vrouwtjes misschien een rol speelde. Toen ben ik begonnen met het aanpassen van de werkvolgorde: eerst de mannetjes verzorgen, dan de vrouwtjes, om geen vrouwtjesgeur mee te nemen naar de mannetjes. Moest ik toch eens iets in de andere volgorde doen, dan maakte ik mijn handschoenen schoon met alcohol. Ook heb ik de mannetjes en vrouwtjes verder uit elkaar gezet. Doordat ik heel veel opschrijf, kon ik terugvinden wanneer ik met welke maatregel was begonnen, en dat kon ik koppelen aan cijfers over vechtgedrag. De maatregelen bleken te werken. Het is een kwestie van alert zijn. Als je drinknippels op een metalen tafelblad laat vallen is dat een hard en schel geluid, niet alleen voor ons, maar ook voor dieren. Daar kun je best rekening mee houden. Zo heb ik ook eens een klein onderzoek opgezet om na te gaan in welke kleur buizen ratten het liefst schuilen. Dat bleken de rode te zijn. Daar heb ik samen met twee onderzoekers een artikel over geschreven voor de Biotechnische Vereniging, waar ik ook actief in ben: De rat bekent kleur.

alle gesprekken