Dierproeven en alternatieven
in wetenschappelijk onderzoek en onderwijs
Thema: Dierproeven doen met gevoel
Het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Universiteit Utrecht doen vooral medisch-biologisch en diergeneeskundig onderzoek. Het onderzoek dient onder andere om voor mens en dier de veiligheid te vergroten en de kwaliteit van leven te verbeteren, vooral door ziekte te voorkomen of te genezen. Veel experimenten worden gedaan met gekweekte cellen, computersimulaties of vrijwilligers. Soms is het noodzakelijk om dierproeven te doen.
Proefdieren nog onmisbaar →
Dierproeven zijn op dit moment nog onmisbaar, bijvoorbeeld voor onderzoek naar de werking van de hersenen of het immuunsysteem, of naar ernstige ziekten, zoals kanker of hart- en vaatziekten. Huidige proefdiervrije methoden zijn nog te beperkt om dergelijke ingewikkelde processen te kunnen bestuderen. Ook voor onderwijs zijn dierproeven nodig, bijvoorbeeld om aankomend dierenartsen te leren hoe ze een dier moeten behandelen, of voor het trainen van chirurgen in ingewikkelde operatietechnieken.
Alleen als het niet anders kan →
Dierproeven mogen volgens de wet alleen worden gedaan als het echt niet anders kan, en dan met zo min mogelijk dieren en zo min mogelijk ongerief voor de dieren. Met name gewervelde dieren ervaren net als mensen welzijn, en dus ook aantasting van hun welzijn. Denk aan pijn, misselijkheid, jeuk, stress, verveling of eenzaamheid. Daarnaast hebben dieren een intrinsieke waarde, wat inhoudt dat we respect moeten hebben voor hun lichamelijke integriteit en het behoud van hun leven. De onderzoeker die een dierproef wil opzetten, moet altijd controleren of er 3V-methoden (Vervanging, Vermindering, Verfijning) mogelijk zijn en hier verantwoording over afleggen bij de aanvraag voor een vergunning (zie: 3V-methoden).
Herziening Wet op de dierproeven →
In het jaar 2015 was de hernieuwde Wet op de dierproeven net van kracht. Sindsdien moet elke instantie die met proefdieren werkt een Instantie voor Dierenwelzijn hebben. De Instantie voor Dierenwelzijn Utrecht vervult deze rol voor onder andere het UMC Utrecht en de Universiteit Utrecht. Zij adviseert medewerkers die met dierproeven te maken hebben over dierenwelzijn en de implementatie van de 3 V’s (dit laatste in nauwe samenwerking met het 3Rs-Centre Utrecht Life Sciences), beoordeelt vergunningaanvragen voor onderzoeksprojecten en de concrete werkprotocollen daarbijen oefent intern controle uit op het dierenwelzijn. In 2015 zette de instantie zich in om de werkwijzen binnen de beide instellingen in lijn te brengen met de herziene wet. Ook ontwikkelde zij een kwaliteitssysteem.
De Dierexperimentencommissie Utrecht (DEC Utrecht) maakt de ethische afweging tussen het belang van het onderzoek of onderwijs en het welzijn van de proefdieren. Zij adviseert de Centrale Commissie Dierproeven (CCD), die de vergunningen verleent voor het uitvoeren van dierproeven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert controles uit namens de rijksoverheid. Het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) adviseert de Minister van Economische Zaken, de CCD en de Instanties voor Dierenwelzijn over dierproeven en de mogelijkheden van 3V-methoden, stelt richtlijnen en codes of practice op en stimuleert kennisuitwisseling.
Openheid →
De basis voor dit jaarverslag is de Code Openheid Dierproeven, opgesteld door de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De code stelt onder andere: “Een belangrijk aspect van verantwoord omgaan met proefdieren en dierproeven is de bereidheid hierover de dialoog aan te gaan met de samenleving. Wil een dergelijk beleid het gewenste effect hebben (beter begrip en open dialoog), dan zal de informatie zodanig moeten worden gepresenteerd dat zij ook aansluit bij de vragen uit de samenleving. Het opstellen van een ‘dierexperimenteel jaarverslag’ is een manier om tegemoet te komen aan deze informatiebehoefte.” Het UMC Utrecht en de Universiteit Utrecht onderschrijven deze code van harte en werken ook op andere manieren aan openheid. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het uitnodigen van dierenwelzijnsorganisaties voor bezoeken en gesprekken, door het openbaar maken van beleid (zie website IvDU), door het Jaarverslag Dierproeven, en door het verwelkomen van pers en media. Een open gesprek met de samenleving stimuleert immers een kritische houding en een permanente zoektocht naar alternatieven.
Beleid →
Het gezamenlijke beleid van het UMC Utrecht en de Universiteit Utrecht is erop gericht dierproeven volgens het 3V-principe zoveel mogelijk te vervangen, te verminderen en te verfijnen. Dit betekent dat de instellingen via de Instantie voor Dierenwelzijn Utrecht en het 3Rs-Centre ULS intensieve begeleiding bieden aan onderzoekers en medewerkers die met proefdieren werken, om constant te zoeken naar alternatieven, verbeteringen en bewaking van de kwaliteit van processen, om zo het dierenwelzijn optimaal te beschermen. De Universiteit Utrecht bereidde in 2015 samen met het UMC Utrecht de oprichting van een gezamenlijk stimuleringsfonds voor. Ook is er een nauwe samenwerking met Proefdiervrij.
Vervanging, Vermindering en Verfijning
Onderzoek binnen de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht is vooral gericht op beter begrip van de werking van het levend organisme, om ziekte of andere schade te kunnen voorkomen of behandelen. In veel gevallen is een groot deel van het onderzoek mogelijk zonder dieren, maar moeten de resultaten uiteindelijk in een levend dier worden geverifieerd, om onvoorziene effecten in een levend organisme te kunnen bestuderen. Daarnaast zijn er proefdieren nodig voor onderwijs (o.a. voor het oefenen van vaardigheden), zowel binnen de menselijke als de diergeneeskunde. Ook hier worden al veel proefdiervrije modellen gebruikt, zoals fietsband als namaakhuid om te leren hechten. Om zo min mogelijk van proefdieren gebruik te hoeven maken worden bij de beide instellingen in alle fases van het onderzoek de 3 V’s toegepast: Vermindering (van het aantal proefdieren), Verfijning (zodat er minder ongerief is) en Vervanging (van de dierproef door een proef zonder dieren of met dieren die er minder last van hebben). Het stimuleren van deze methoden vindt onder andere plaats vanuit het 3Rs-Centre ULS van de Universiteit Utrecht.
prof. dr. Frauke Ohl → lees meer
Prof. dr. Frauke Ohl was tot haar overlijden op 28 januari 2016 als Hoogleraar Dierenwelzijn & Proefdierkunde en voorzitter van het Departement Dier in Wetenschap en Maatschappij van de Universiteit Utrecht nauw betrokken bij het welzijn van proefdieren in Utrecht. Zij leidde het onderzoek naar diergedrag, om zodoende hun behoeften beter te leren begrijpen en daar rekening mee te kunnen houden in de omgang met dieren. Zij was tevens lid van het Nationaal Comité advies dierproeven (NCad). Zij zal node gemist worden in het dierenwelzijnsveld.
prof. dr. Coenraad Hendriksen → lees meer
Prof. dr. Coenraad Hendriksen, hoogleraar Alternatieven voor Dierproeven, hield zich gedurende het jaar 2015 bezig met onderwijs, voorlichting en onderzoek rondom 3V-methoden. In het kader van onderwijs verzorgde hij aan verschillende universiteiten in Nederland en aan de Hogeschool van Utrecht het college ‘3V-Alternatieven’ in de cursus Proefdierkunde. Hij gaf meerdere lezingen in binnen- en buitenland. Hij is lid van een aantal binnen- en buitenlandse commissies, waaronder het Nationaal Comité advies dierproeven (NCad), de Commissie innovatieve technieken van ZonMw en het Europese Partnership for Alternative Approaches to Animal Testing (EPAA).
dr. Jan van der Valk → lees meer
Dr. Jan van der Valk, medisch-bioloog en 3V-adviseur, coördineert het 3Rs-Centre Utrecht Life Sciences, dat deel uitmaakt van het Departement Dier in Wetenschap en Maatschappij van de Universiteit Utrecht. Het centrum stimuleert de ontwikkeling, toepassing en acceptatie van methoden die het gebruik van proefdieren kunnen vervangen, verminderen en verfijnen (3V in het Nederlands, 3Rs in het Engels). Het centrum doet dit door onderzoekers te adviseren en te informeren, onder andere door het ontsluiten van internationale kennis via websites. Daarnaast biedt het centrum aan een breed publiek voorlichting en informatie. Ook werkt het mee aan de cursus Proefdierkunde. Het 3Rs-Centre ULS werkt nauw samen met de Instantie voor Dierenwelzijn Utrecht.
Diersoorten
Evenals voorgaande jaren was ook in 2015 de muis het meest gebruikte proefdier in Utrecht (56,6%). Een derde deel van deze muizen was genetisch gemodificeerd. Naast muizen werden ook ratten veelvuldig ingezet, en in mindere mate kippen, runderen en varkens. Met name ratten, cavia’s, konijnen, honden, katten, paarden, schapen, runderen, kippen en duiven werden meerdere malen ingezet, voornamelijk voor onderwijsdoeleinden.
Aantal proefdieren ingezet | Aantal proefdieren gedood | Totaal aantal dierproeven verricht | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
UU | UMCU | UU | UMCU | UU | UMCU | ||
muis | 3.500 | 3.463 | 3.314 | 3.462 | 4.476 | 3.510 | |
rat | 874 | 2.166 | 677 | 2.060 | 1.155 | 2.180 | |
cavia | 17 | 14 | 9 | 14 | 47 | 14 | |
syrische goudhamster | 12 | 0 | 8 | 0 | 89 | 0 | |
konijn | 124 | 76 | 0 | 67 | 144 | 80 | |
hond | 90 | 27 | 9 | 27 | 112 | 27 | |
kat | 4 | 0 | 4 | 0 | 4 | 0 | |
fret | 70 | 0 | 14 | 0 | 90 | 0 | |
paard, ezel en kruisingen | 63 | 0 | 13 | 0 | 65 | 0 | |
varken | 242 | 81 | 242 | 81 | 242 | 81 | |
geit | 51 | 18 | 51 | 17 | 58 | 7 | |
schaap | 68 | 7 | 8 | 7 | 88 | 7 | |
rund | 785 | 0 | 113 | 0 | 1.546 | 0 | |
andere zoogdieren | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
huishoender | 2.035 | 0 | 997 | 0 | 2.197 | 0 | |
andere vogels | 261 | 0 | 6 | 0 | 261 | 0 | |
reptiel | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
klauwkikker | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
zebravis | 470 | 0 | 470 | 0 | 470 | 0 | |
transgene muis | 472 | 3.312 | 514 | 3.311 | 514 | 3.499 | |
transgene rat | 0 | 257 | 0 | 261 | 0 | 261 | |
transgene zebravis | 49 | 0 | 49 | 0 | 49 | 0 | |
Totaal | 9.187 | 9.421 | 6.490 | 9.407 | 11.518 | 9.677 |
Aantallen dieren gedood zonder te zijn ingezet voor onderzoek of onderwijs
Het aantal dieren dat werd gedood zonder te zijn gebruikt voor onderzoek of onderwijs overtrof het aantal proefdieren dat wel werd ingezet. Doden zonder te zijn ingezet gebeurt als de dieren een onbruikbare genetische samenstelling hebben of niet het benodigde geslacht hebben. In 2015 werden dieren die werden gedood na te zijn gebruikt als fokouder voor het eerst apart vermeld. Deze dieren werden niet gebruikt voor onderzoek of onderwijs, maar wel voor het fokken van proefdieren voor die doelen. Om het aantal proefdieren dat wordt gedood zonder te zijn ingezet in een experiment te verlagen, is in 2015 gestart met een betere coördinatie van het fokprogramma. Foklijnen die niet langer nodig waren zijn afgestoten.
Tabel aantallen dieren gedood zonder te zijn ingezet voor onderzoek of onderwijs
Gedode ongebruikte dieren | Gedode fokouderdieren | Opgeteld | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
UU | UMCU | UU | UMCU | UU | UMCU | ||
muis | 1.890 | 1.700 | 564 | 113 | 2.454 | 1.813 | |
rat | 175 | 1.594 | 135 | 13 | 310 | 1.607 | |
huishoender | 289 | 0 | 0 | 0 | 289 | 0 | |
andere vogels | 5 | 0 | 9 | 0 | 14 | 0 | |
zebravis | 1.028 | 0 | 50 | 0 | 1.078 | 0 | |
transgene muis | 3.923 | 12.538 | 1.299 | 1.095 | 5.222 | 13.633 | |
transgene rat | 0 | 178 | 0 | 16 | 0 | 194 | |
transgene zebravis | 1.016 | 0 | 60 | 0 | 1.076 | 0 | |
8.326 | 16.010 | 2.117 | 1.237 | 10.443 | 17.247 |
Wie met proefdieren werkt heeft daar niet alleen gedachten, maar ook gevoelens bij. We vroegen acht personen ernaar. Lees, kijk en luister.
Door ook negatieve resultaten te rapporteren en te publiceren, kun je herhaling van dierproeven voorkomen.
Ik ben vegetariër en doe proefdieronderzoek, maar er is dan ook een alternatief voor dieren eten. Voor dierproeven is dat er niet altijd.
Ik heb de keus gemaakt om mee te doen binnen de proefdierpraktijk om daar zoveel mogelijk goeds voor de dieren te bereiken.