Birgittijnen en birgittinessen
In 1344 stichtte Birgitta van Zweden, samen met haar dochter Catharina, de orde van St. Salvator, beter bekend als de orde van birgittijnen en birgittinessen. De orde werd in 1367 voorlopig en in 1378 definitief erkend door de paus. De regel van de orde is een uitgebreide variant op de regel van de reguliere kanunniken, die op hun beurt weer hun eigen versie van de regel van Augustinus volgen. De kloosters van de orde werden gebouwd volgens het principe van het dubbelklooster, wat in dit geval inhield dat de abdis de leiding had over het klooster en een priester de vrouwelijke kloosterlingen voorzag van spirituele begeleiding. De nonnen mochten slechts in bepaalde delen van het klooster komen en hielden zich aan de clausuur.
Kleding vrouwen: Zwarte sluier met daaroverheen een witte hoofdband, waaraan nog twee, elkaar kruisende, witte banden zijn bevestigd. De banden zijn een uitdrukking van de verering voor het Kruis en zodoende in die vorm over het hoofd bevestigd. Op de banden zijn vijf rode stoffen rozen bevestigd, die de vijf wonden van Christus verbeelden. Onder de sluier dragen ze een witte kap en witte guimpe. Bruin habijt met daaroverheen een bruine mantel.
Kleding mannen: Kruinschering, bruin habijt met daaroverheen een bruine mantel met schouderstuk en kap. Op de linkerzijde van de mantel dragen de monniken een kruis, het type kruis is afhankelijk van de positie van de monnik.
Over kleding van lekenbroeders is weinig bekend. Lekenzusters droegen een witte sluier en witte guimpe, bruin habijt en een bruine mantel met daarop een maltezer-kruis.
Op de pagina Verantwoording vindt u meer informatie over de kunstwerken afkomstig uit de database van Medieval Memoria Online (MeMO).