De meeste hier opgenomen portretten tonen attributen die laten zien dat een persoon een Jeruzalemvaarder was. In vele gevallen zijn deze attributen zelfs de enige mogelijkheid om de geportretteerde te identificeren als Jeruzalemvaarder, zoals op de memorietafel van de familie Boelen.
De palmtakken of veren van Jericho werden door de broederschappen meegedragen tijdens de processie op palmzondag. Ze zijn dan ook prominent aanwezig op de broederschapsportretten, die tevens door hun compositie deze processie in herinnering roepen. Ook op andere portretten en memorietafels zijn pelgrims vaak herkenbaar aan hun palmtak. De palmtak als attribuut is alleen bekend uit gebieden waar ook broederschappen bestonden. Dit impliceert dat het gebruik van de palmtak als attribuut nauw verbonden is met de broederschappen. Hiermee is echter niet aangetoond dat de aanwezigheid van een palmtak automatisch betekent dat de geportretteerde lid was van een Jeruzalembroederschap.
Dit is een zogenaamd krukkenkruis met vier kleine kruisjes in de hoeken. Het komt in verschillende hoedanigheden voor: als gouden ketting, als opgenaaid kruis op kleding, op wapenschilden, of elders op een object. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat een gouden Jeruzalemkruis aan een ketting verkregen werd nadat men tot ridder van het Heilig Graf was geslagen.1 Zo valt op de groepsportretten een onderscheid op tussen opgenaaide kruisen op kleding en gouden hangers. Het ligt dus voor de hand om hier een onderscheid tussen ridders van het Heilig Graf en 'gewone' pelgrims te zien. Er is echter te weinig bekend over de achtergrond van vele personen om hier zeker van te zijn, en het attribuut is lang niet altijd consequent toegepast. Zo wordt Dirk van Zwieten wel ridder ten Heylighen Graeve
genoemd, maar draagt hij geen gouden kruis. Verder is opvallend dat vele gouden hangers geen Jeruzalemkruis in de strikte zin zijn, maar slechts een krukkenkruis zonder kruisjes in de hoeken. Zij worden echter door elkaar gebruikt met Jeruzalemkruisen en werden waarschijnlijk ook als gelijkwaardig gezien, zoals we zien bij Jan van Ede, die wel degelijk ridder genoemd wordt.
Het rode Jeruzalemkruis op een zilveren schild was het wapen van de Franciscanen in het Heilige Land, en tevens van de Jeruzalembroederschappen. Dit duikt dan ook af en toe op. In Duitsland lijkt het rode kruis daarentegen uitsluitend een ridder van het Heilige Graf te verbeelden, zoals te zien is op het familieportret van de familie Ketzel, waar het rode kruis tussen allerlei andere tekens van ridderschappen staat.
Dit duidt een pelgrimage naar het Catharinaklooster in de Sinaï aan. Aldaar kon men ook tot ridder worden geslagen, maar het verband met het symbool is hier nog minder duidelijk dan bij het Jeruzalemkruis. Bovendien is vaak een half rad afgebeeld, wat aangeeft dat de pelgrim waarschijnlijk niet in de Sinaï is geweest. Na verloop van tijd was het namelijk ook mogelijk om elders (Cyprus, Betlehem) tot ridder van Sint Catharina te worden geslagen, vanwege de moeilijke bereikbaarheid van de Sinaï.2
Een (ketting met een) zwaard en een lint duidt op een ridder van Cyprus, onder andere te zien bij de familie Ketzel en twee broeders uit Haarlem. Tekens van andere pelgrimages komen zo nu en dan ook voor, bijvoorbeeld bij Wouter van Middengael, maar voornamelijk op grafzerken. Sint-Jakobsschelpen duiden bijvoorbeeld op de pelgrimage naar Santiago de Compostela, twee gekruiste sleutels op Rome.
Vorige: Functies: Jeruzalemvaardersportretten als memoria?
Volgende: Een Nederlands fenomeen?