Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Objecten

Gebruik van liturgische gewaden

Kazuifel

Synoniemen

Casula (Latijn: 'huisje'), Planeta (Latijn, laat-antiek)

Grafmonument van kanunnik Dirk van Wassenaar uit de Janskerk in Utrecht (ca. 1465). Hij is gekleed in een kazuifel, wat zijn priesterlijke waardigheid benadrukt. Het kazuifel is voorzien van een gaffelkruis waarop wapenschilden zijn aangebracht. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Gebruik

Het kazuifel is een liturgisch bovengewaad dat uitsluitend wordt gedragen door de priester wanneer hij de mis viert. Aanvankelijk werden kazuifels ook door assistenten (behalve de diaken) tijdens de mis en bij andere liturgische gelegenheden gedragen, maar vanaf de 9e eeuw werd het gebruik beperkt tot de priester tijdens de mis. Het wordt daarmee een onderscheidingsteken van de priester.

Het kazuifel vindt zijn oorsprong in de mantel die door Romeinse burgers bij feestelijkheden werd gedragen. Aangezien dit goed paste bij het feestelijke karakter van de mis, werd dit in de kerk bij die gelegenheid gedragen. Toen de profane kleding na verloop van tijd veranderde, bleef het kazuifel als kerkelijk gewaad bestaan.

Gaffelkruis met de Legende van de H. Laurentius, oorspronkelijk uit de Laurenskerk in Alkmaar (ca.1500-1510). Het kazuifel waar het ooit deel van uitmaakte is verloren gegaan. (Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv.nr. BMH t1988b)

Modellen

Een kazuifel bestaat uit een groot stuk textiel waaruit een gat voor het hoofd is uitgespaard. Het doet zodoende denken aan een soort poncho, vooral bij de ruimer vallende modellen.

In de vroege middeleeuwen was het kazuifel doorgaans groot en ruimvallend en van een lichte stof gemaakt, het zogeheten klokkazuifel. Aangezien het de armen bedekte, beperkte het de bewegingsvrijheid van de celebrant aanzienlijk.

Vanaf de 13e eeuw werd het kazuifel aan de zijkanten ingekort. Dit had te maken met de luxere stoffen en versieringen die gebruikt werden, die het gewaad zwaarder, stugger en kostbaarder maakten. Inkorting zorgde voor een grotere bewegingsvrijheid en kostenbesparing, ook omdat religieuze instellingen vanwege het in gebruik raken van de kleurencanon meerdere sets liturgische gewaden moesten hebben.

In de 17e en 18e eeuw kwam een model in zwang waarbij de zijkanten met golvende lijnen zeer sterk zijn ingenomen, onofficieel het 'vioolkistmodel' genoemd. Vele middeleeuwse kazuifels zijn in die tijd volgens de toen heersende mode bijgeknipt.

Versiering

In de meeste gevallen is het laatmiddeleeuwse kazuifel aan de voor- en achterzijde versierd met een zogenaamd gaffelkruis, een kruis waarbij de zijarmen schuin omhoog wijzen. Deze gaffelkruisen waren vaak rijkelijk versierd met borduursels van heiligenfiguren en Bijbelse voorstellingen. Tot in de 14e eeuw was dit de meest gangbare vorm van kazuifelversiering.

Later wordt het Latijnse kruis populairder als versiering en verdringt langzaam het gaffelkruis, hoewel dit in Holland en Utrecht nog tot in de 16e eeuw duurt. Dit kruis heeft loodrechte korte zijarmen en bevindt zich op de rugzijde; de voorzijde is in zulke gevallen doorgaans voorzien van een enkele geborduurde kolom. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het kazuifel dat geschonken werd door een Jeruzalemvaarder.

Vorige: Dalmatiek en tuniek

Volgende: Koorkap

Referenties en literatuur

  • Braun, Joseph, Die liturgische Gewandung im Occident und Orient: Nach Ursprung und Entwicklung, Verwendung und Symbolik (Freiburg 1907) 149-246.
  • Defoer, Henri, Borduursels op laat-middeleeuwse kerkgewaden, in: Defoer, H.L.M., S.F.M. de Bodt, M.L. Caron e.a. (red.), Schilderen met gouddraad en zijde (Utrecht 1987) 51-82.
  • Revenberg, Henk (red.), Paramenten (Rijsenburg 1957) 48-65.
  • Staal, Casper, Liturgische kleding en liturgische voorwerpen op pelgrimstekens, in: H.J.E. van Beuningen, A.M. Koldeweij en D. Kicken (red.), Heilig en profaan 2 (Cothen 2001) 148.

Na de middeleeuwen