Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Materialen en technieken

Demonstratie van de vier belangrijkste laatmiddeleeuwse borduurtechnieken.

Stoffen

De laatmiddeleeuwse liturgische gewaden waren vaak van zeer kostbare materialen vervaardigd en rijk versierd, zeker wanneer ze zichtbaar waren tijdens de mis en op andere belangrijke momenten gebruikt werden. Ondergewaden waren doorgaans van simpel wit linnen. Voor dalmatieken, kazuifels en koorkappen daarentegen, werd gebruik gemaakt van fluweel of damast, een zijden stof waarin onder een bepaalde gezichtshoek een patroon te zien is. De zeer luxe uitvoeringen van deze gewaden waren gemaakt van goud- of zilverbrokaat, een stof die deels geweven was van goud- of zilverdraad, vaak in vegetatieve patronen zoals granaatappels en distels. Deze stoffen werden meestal geïmporteerd uit Noord-Italië, bijvoorbeeld Genua of Florence, en verkocht in havensteden als Antwerpen.

Aurifries waarbij de heiligenfiguur ontbreekt. Een klein tekeningetje in de uitsparing gaf aan welke figuur op die plek moest worden ingenaaid: in dit geval duidt een sleutel op Sint Petrus. (Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv. nr. ABM t02157f)

Borduursels

Voor het borduurwerk, de kostbaarste onderdelen van paramenten, werden voornamelijk goud- en zilverdraad en zijdegaren gebruikt. Het metaaldraad was in deze tijd nog niet sterk genoeg om door de linnen ondergrond te trekken, dus werd het op de stof gelegd en vervolgens met zijde vastgezet. Dit laatste gebeurde door middel van verschillende technieken, waarvan de belangrijkste waren:

  • Ingrijpsteek/splijtsteek
    techniek waarbij met louter zijdegaren steken van verschillende lengte vlak naast elkaar werden gemaakt, dan wel door de vorige steek werden gestoken. Dit maakte vloeiende kleurovergangen mogelijk, en werd daardoor vaak gebruikt voor gezichten en landschappen.
  • Lazuursteek
    parallelle rijen gouddraad werden vastgezet met zijde. Door de kleur van de steken en de onderlinge afstand te variëren waren patronen, schaduwpartijen en kleuraccenten mogelijk. Veel gebruikt voor kleding van heiligen en aureolen.
  • Gelegd gouddraad in reliëf
    gouddraad wordt over een onderliggend patroon van andere draden gelegd en daarna vastgezet, waardoor een reliëf ontstaat. Vaak gebruikt in decoratieve vlakken.
  • De kettingsteek werd tot slot vaak gebruikt voor het afwerken van randen of voor haren.

Het schilderachtige effect dat ontstond leverde borduurwerkers in de middeleeuwen ook wel de benaming acupictores op, Latijn voor 'schilders met de naald'. De aurifriezen, gaffelkruisen en koorkapschilden op paramenten werden met borduurwerk versierd. Daarbij werden de omlijstingen (baldakijnen) en de achtergronden vaak los vervaardigd van de wapenschilden, heiligenfiguren en scènes. Nadat het ontwerp op de linnen ondergrond was getekend, werd de omlijsting geborduurd, waarbij ruimte werd opengelaten voor de figuur of scène. Die werd dan op een los stuk linnen geborduurd en vervolgens aangebracht op de daarvoor gemarkeerde plek.

Weefsels

In Keulen werden geweven en gedeeltelijk geborduurde sierstroken vervaardigd: de zogenaamde Kölner Borte. Ze toonden religieuze voorstellingen, bloem- en boommotieven en/of opschriften.

Vorige: Vervaardigers.

Volgende: Objectbeschrijvingen.

Referenties en literatuur

  • De Bodt, Saskia, Steken, in: Defoer, H.L.M., S.F.M. de Bodt, M.L. Caron e.a. (red.), Schilderen met gouddraad en zijde (Utrecht 1987) 101-108.
  • Jansen, Béatrice, Laat Gotisch Borduurwerk in Nederland ('s-Gravenhage 1948).
  • Müllners, Ulrike, Onder de loep genomen. Technieken van het middeleeuws goudborduurwerk, in: Micha Leeflang en Kees van Schooten (red.), Middeleeuwse borduurkunst uit de Nederlanden (Zwolle 2015) 51-63.

Objecten

Gebruik

Na de middeleeuwen