Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Vervaardigers

De vervaardigers van liturgische gewaden speelden een belangrijke rol binnen het schenkingsproces. Wie waren de ambachtslieden die bij dit proces betrokken waren?

De compositie van de geborduurde Aanbidding der koningen (boven; detail van een kazuifel, ca.1505-1514, Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv. nr. ABM t2298) vertoont opvallende overeenkomsten met dezelfde scène op een schilderij uit het atelier van Jacob Cornelisz. van Oostsanen (detail, onder; ca.1510-1515, Rijksmuseum, Amsterdam, inv. nr. SK-A-3324). Dit maakt het aannemelijk dat het patroon voor het borduurwerk geleverd is door Jacob Cornelisz., of is gebaseerd op zijn werk.

1. De patroonmaker

Een patroon is het getekende ontwerp of voorbeeld waar de borduurwerker naar werkte. Dit kon een nieuwe compositie zijn of een kopie van een al bestaande compositie, zoals een schilderij. Er zijn met name veel borduurwerken die verwantschap vertonen met het werk van Jacob Cornelisz. van Oostsanen. Dit betekent dat er talrijke patronen in of onder invloed van diens atelier gemaakt moeten zijn. Tekeningen konden ook hergebruikt worden: het feit dat er gewaden met identieke geborduurde voorstellingen bestaan duidt op het circuleren van patronen binnen borduurateliers.

2. De borduurwerker

Het borduurwerk werd uitgevoerd door ambachtslieden die lid waren van een gilde. In Noord-Nederlandse steden maakten borduurwerkers meestal deel uit van het St. Lucasgilde, waartoe onder meer ook beeldhouwers en schilders konden behoren. In Utrecht waren borduurwerkers tot 1610 echter opgenomen in het snijdersgilde. Deze professionele borduurwerkers waren hoofdzakelijk mannen, en dus niet kloosterlingen of begijnen, zoals nogal eens aangenomen wordt. Het versieren van kerkelijk textiel vormde de hoofdmoot van de werkzaamheden van borduurwerkers.

Het borduurwerk werd vrijwel nooit voorzien van een merk of signatuur, waardoor namen van borduurwerkers ons alleen dankzij archivalia zijn overgeleverd. Deze namen kunnen helaas maar sporadisch gekoppeld worden aan bewaard textiel. De Bodt (1991) heeft voor de stad Utrecht aangetoond dat daar in de 16e eeuw binnen elke generatie telkens één leidende borduurwerker is geweest die met zijn atelier de belangrijkste opdrachten kreeg. Zij noemt daarbij onder andere de namen van Jacob van Malborch en Sebastiaen de Laet.

Een atelier bestond uit een meester met knechten en leerjongens. Hoe lang men over het vervaardigen van borduurwerk deed, zal van de grootte van het atelier en de aard van de opdracht hebben afgehangen. Gezien de arbeidsintensiviteit van het werk zal er minstens een aantal maanden voor hebben gestaan, maar er zijn ook voorbeelden bekend waarbij de levering jaren op zich liet wachten. Om dergelijke problemen te voorkomen werden in contracten dikwijls bepalingen over de tijdsduur en eventuele boetes opgenomen.

3. De edelsmid

Een goud- of zilversmid leverde het edelmetaal voor op de gewaden. Hieronder viel ook het goud- en zilverdraad dat voor het borduurwerk werd gebruikt. Verder maakte de smid koorkapsluitingen, die soms kostbaar en rijk bewerkt waren (agrafen of brotsen). Tevens kon een gewaad voorzien worden van accessoires zoals zilveren bellen of sierknopen.

Een zeer rijk versierde agraaf, ingelegd met parels, ca.1340/50 (Aachener Domschatzkammer, Aken), Foto: Wikimedia Commons

4. De snijder

Het voltooide borduurwerk, het eventuele edelmetaal en de stoffen gingen naar de zogenaamde snijder, wat wij tegenwoordig kleermaker zouden noemen. Hij knipte en naaide de stoffen, bevestigde het borduurwerk en bracht franjes, kwastjes en andere accessoires aan. De snijder zette het gewaad feitelijk in elkaar. Bovendien herstelde en vermaakte hij (kerkelijk) textiel.

De bij de vervaardiging betrokken personen hoefden niet allemaal uit dezelfde plaats te komen. Zodoende kon een in Utrecht besteld gewaad bijvoorbeeld borduurwerk bevatten dat gemaakt was in een Amsterdams atelier naar een Leids patroon.

Ambachtslieden blijken uit religieuze overwegingen soms (een deel van) hun salaris geschonken te hebben. Zo staat in de kroniek van het Utrechtse Nicolaasconvent te lezen: Henrick Zuuirmont hevet onse cappe ende casuvel vermackt ende synen arbeit ons gescenckt om voir hem toe bidden. (Vertaal) Hendrick Zuurmond heeft onze koorkap en kazuifel vermaakt en ons zijn arbeid geschonken om voor hem te bidden. (Origineel) Zie ook de Onze Lieve Vrouwe broederschap in de Klaaskerk.

Vorige: Schenking: de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap ter Nood Gods in de Klaaskerk.

Volgende: Materialen en technieken.

Referenties en literatuur

  • Het Utrechts Archief, Kroniek van het Sint Nicolaasconvent. Bewaarde Archieven (=BA) I, (708): inv. nr. 986, fol. 39v [online archiefinventaris].
  • Bodt, Saskia de, Borduurwerkers aan het werk voor de Utrechtse kapittel- en parochiekerken. 1500-1580, in: Oud-Holland 105 (1991) 1-31.
  • Defoer, H.L.M., S.F.M. de Bodt, M.L. Caron e.a., Schilderen met gouddraad en zijde (Utrecht 1987) 8-19.
  • Defoer, H.L.M., De reeks gebedsportretten van tertiarissen door de Meester van Alkmaar, lezing symposium Living Memoria (Utrecht 16 december 2011) [PDF].
  • Jansen, Béatrice, Laat Gotisch Borduurwerk in Nederland ('s-Gravenhage 1948) 20-27.
  • Leeflang, Micha, en Kees van Schooten (red.), Middeleeuwse borduurkunst uit de Nederlanden (Zwolle 2015) 19-20, 33-35.
  • Atelier van Jacob Cornelisz. van Oostsanen, Aanbidding der koningen: Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. SK-A-3324.
  • Rood kazuifel met de Aanbidding der koningen: Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv.nr. ABM t2298.

Objecten

Gebruik

Na de middeleeuwen