Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking van liturgische gewaden

De schenker

Het schenken van liturgische gewaden of de middelen/het materiaal daarvoor, was een kostbare onderneming. Dit had vooral te maken met de prijs van de stoffen en het borduurdraad, dat veelal uit gouddraad bestond. Het vierstel dat de Utrechtse Buurkerk rond 1533 liet vervaardigen kostte 1125 rijnsgulden, oftewel 18 jaarlonen van een metselaar. Hoewel dit vierstel door meerdere schenkers gefinancierd werd, geeft het goed aan dat het een prijzige aangelegenheid was. Dergelijke schenkingen lijken daarom slechts weggelegd te zijn geweest voor de bovenlaag van de middeleeuwse maatschappij: de geestelijkheid, de adel en de gegoede burgerij.

Koorkap (ca. 1475-1496) met het wapenschild van bisschop David van Bourgondië dat mogelijk bestemd was voor de kapel in zijn kasteel Duurstede in Wijk bij Duurstede (Museum Catharijneconvent, Utrecht, inv.nr. ABM t2003). Zie ook het vierstel dat door David van Bourgondië werd geschonken aan de Janskerk in Utrecht.

De geestelijkheid

Paramenten waren bij uitstek geschikt om door geestelijken geschonken te worden. Het ging daarbij hoofdzakelijk om individuele schenkingen. Er blijken geestelijken van alle rangen en standen geschonken te hebben.

Allereerst zijn er donaties van bisschoppen bekend. Zo voorzag bisschop David van Bourgondië de Utrechtse Janskerk van een nog steeds bestaand goudbrokaten vierstel. De Domkerk ontving van dezelfde bisschop niet minder dan 22 gewaden, waaronder zes goudbrokaten koorkappen, getuige een inventaris van de kerk uit 1571.

Ten tweede vormden kanunniken een belangrijke groep van schenkers van paramenten. Kanunniken beschikten dikwijls over een aanzienlijk vermogen, en konden het zich veroorloven grote schenkingen te doen, zoals bijvoorbeeld de Culemborgse kanunnik Johannes de Visscher van der Gheer.

Verder doneerden priesters geregeld liturgische gewaden. Willem Clos van Burik schonk het Utrechtse Ceciliaconvent waar hij tot 1504 pater was: twee casuffelen, dat roede camelot ende dat blauwe gulden stucke, ende die sulveren bellen an onse cappe (Vertaal)twee kazuifels, één van rode kameelharen stof en een blauwgouden exemplaar, en de zilveren bellen aan onze koorkap. (Origineel)

De adel en de gegoede burgerij

Kazuifel van het Utrechtse bijlhouwersgilde uit 1509, waarvan het gaffelkruis scènes uit de jeugd van Jezus en twee wapenschilden met bijlen toont. (Keulen, Museum Schnüttgen, inv.nr. P218, Foto: © Rheinisches Bildarchiv Köln, rba_d035400_01s)

Schenkers van adellijke of goedburgerlijke komaf waren zowel mannelijk als vrouwelijk. Zij doneerden alleen of in georganiseerd verband.

Bij individuele schenkingen van paramenten lijken vrouwen niet of weinig ondergedaan te hebben voor mannen. Zo schonk Katharina van Kleef, hertogin van Gelre, een kazuifel aan een nu onbekende instelling. Dit deed zij onafhankelijk van haar echtgenoot, hertog Arnold van Egmond, die op zijn beurt ook kazuifels schonk, waaronder aan het kartuizerklooster in Roermond.

Echtparen, families en familieleden schonken regelmatig gezamenlijk liturgische gewaden. Die konden bijvoorbeeld bestemd zijn voor een familiekapel of voor het klooster waar een zoon of dochter intrad.

Parochianen steunden hun kerk via individuele en gezamenlijke schenkingen. In het laatste geval lag er meestal een bewuste collectieve campagne aan ten grondslag. Er werd dan in de parochiekerk gecollecteerd om een of meer gewaden te kunnen betalen. Toen de Utrechtse Klaaskerk (Nicolaïkerk) rond 1507-1509 gewaden van goudlaken wilde aanschaffen, werd er vanuit de kerk een zogenaamde bede gedaan, in feite een verzoek om geld. Vervolgens gingen afgevaardigden van de kerk langs de deuren van de parochianen om geld op te halen waarbij ook De Bilt en Vechten werden aangedaan. Deze plaatsen maakten deel uit van de parochie van de Klaaskerk.

Gilden en broederschappen beschikten over een eigen altaar met toebehoren of deelden er een. Aan dit altaar hielden zij erediensten. Het Utrechtse bijlhouwersgilde van timmerlieden, dat aan Jezus, Maria en Jozef was gewijd, beschikte bijvoorbeeld over een eigen kazuifel. Ook niet-leden deden soms schenkingen aan gilden of broederschappen. Zie ook de schenkingen van het Onze-Lieve-Vrouwe-broederschap ter Nood Gods in de Klaaskerk.

De schenker kon persoonlijke, familiale of professionele banden hebben met de instelling waaraan hij of zij gaf, maar dat hoefde niet per se. Elisabeth van Culemborg schonk bijvoorbeeld paramenten, liturgisch vaatwerk, glas-in-loodramen, land en geld aan diverse instellingen in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden waar ze niet direct een band mee had.

Vorige: Het geschonkene.

Volgende: Andere betrokkenen.

Referenties en literatuur

  • Het Utrechts Archief, Chronologische lijst van de weldoeners van het Ceciliaconvent, Bewaarde Archieven (=BA)I (708): inv. nr. 890 [online archiefinventaris].
  • Het Utrechts Archief, Kerkmeestersrekeningen van de Klaaskerk, Bewaarde Archieven (=BA) II (709): inv. nr. 706-2: 1488, fol. 1v [online archiefinventaris].
  • Bogaers, L.C.J.J., Aards, betrokken en zelfbewust. De verwevenheid van cultuur en religie in katholiek Utrecht, 1300-1600 (dl. 1) (Utrecht 2008) 37-47.
  • Biemans, Bini, en Truus van Bueren, A Veritable Treasure Trove: the Memorial Book of St. Nicholas's Convent in Utrecht and its Art Donations, in: Truus van Bueren en Andrea van Leerdam (red.), Care for the Here and the Hereafter: Memoria, Art and Ritual in the Middle Ages (Turnhout 2005) 249-265.
  • Bueren, Truus van, W.C.M. Wüstefeld, Leven na de dood. Gedenken in de late Middeleeuwen (Turnhout 1999) 30-31.
  • Defoer, H.L.M., S.F.M. de Bodt, M.L. Caron e.a., Schilderen met gouddraad en zijde (Utrecht 1987) 76-78.
  • Dubbe, B., en W.H. Vroom, Mecenaat en kunstmarkt in de Nederlanden gedurende de zestiende eeuw, in: J.P. Filedt Kok, W. Halsema-Kubes en W.Th. Kloek (red.), Kunst voor de Beeldenstorm. Noordnederlandse kunst 1525-1580 (deel 2) ('s-Gravenhage 1986) 17-21.

Vervaardiging

Objecten

Gebruik

Na de middeleeuwen