Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Objecten

Gebruik van liturgische gewaden

Overige gewaden en hoofddeksels

Grafzerk van de kanunnik Pieter Gillissen (1529) uit de kerk in Kapelle. Onder zijn kazuifel steken duidelijk de uiteinden van een stola uit. Over zijn linkerarm hangt een manipel. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) / Chris Booms.

Stola

De stola is een lange strook stof die uitgevoerd is in een liturgische kleur. Al in de middeleeuwen was de stola een liturgisch onderscheidend kledingstuk voor diaken, priester en bisschop. De diaken droeg de stola als een sjerp: over de linkerschouder en geknoopt onder de rechterarm. De stola van de priester werd om de hals gelegd, op de borst gekruist en vastgezet met een cingel. Bij de bisschop hing de stola ook om de hals, maar dan evenwijdig naar beneden. De stola werd over de albe gedragen bij de viering van de mis, de toediening van de sacramenten, de prediking en de zegeningen. Daarbij was de stola soms gedeeltelijk verstopt onder kazuifel of dalmatiek.

Manipel

De manipel is een aanzienlijk minder lange strook stof, eveneens in een liturgische kleur. Oorspronkelijk had de manipel de functie van zweet- en zakdoek en werd over de hand of arm gedragen. Het verwerd tot een sierdoekje, dat vanaf de 9e eeuw algemeen in gebruik was bij priesters, diakens en subdiakens. Tijdens het vieren van de mis droegen zij de manipel over de linkeronderarm, op de mouwen van de albe, waarbij het met een vetertje werd vastgeknoopt.

Cappa magna

De cappa magna ('grote kap') is een mouwloze mantel die aan de voorzijde geheel of gedeeltelijk gesloten is en aan de achterzijde een sleep en capuchon heeft. In de middeleeuwen werd de cappa magna gedragen door bisschoppen, kardinalen en andere prelaten wanneer zij liturgische vieringen bijwoonden, en dus niet zelf voorgingen. Dit maakt de cappa magna tot een koorgewaad. De cappa magna van een (aarts)bisschop was altijd paars van kleur, die van een kardinaal doorgaans rood. Voor abten gold dat hun cappa magna werd uitgevoerd in de voorgeschreven kleur van hun habijt. De mantel had een voering van wit bont.

Zes kanunniken uit de familie Lokhorst, op het linkerpaneel van een drieluik uit de Geertekerk in Utrecht, ca.1510 (Kasteel Heeswijk, Heeswijk-Dinther). Als teken van hun functie als kanunnik dragen de mannen allen een almuis: de voorste drie over de arm, de achterste over zijn hoofd, en de overige twee om hun nek. Foto: Frans Verdonk.

Toog

De toog, toga of soutane is een tot op de voeten afhangend gewaad met smalle mouwen. De middeleeuwse toog was zwart, paars, rood, groen of blauw en kon knoopjes hebben. Het was het dagelijkse kledingstuk van alle middeleeuwse geestelijken. Ook functioneerde het als koorgewaad: priesters, kanunniken, bisschoppen en kardinalen droegen een toog onder hun superplie. Daarnaast werd de toog tijdens de liturgie gedragen door leken-assistenten zoals misdienaren.

Almuis

De almuis of almucium was een brede doek van bont waaraan vaak kwastjes waren aangebracht. Kanunniken droegen de almuis over hun hoofd of over hun schouders om zich in de winter warm te houden in de koude kerken. Ook werd de almuis door kanunniken over hun onderarm gehangen als teken van waardigheid.

Pontificale (hand)schoenen

Het dragen van liturgische handschoenen was vanaf de hoge middeleeuwen voorbehouden aan een bisschop of abt wanneer hij voorging in een mis. Over de pontificale handschoenen – die aanvankelijk van wit linnen of wol waren gemaakt en later van zijde in liturgische kleuren – werd de bisschopsring geschoven.

Mijter, gemaakt voor Franciscus Sonnius, de eerste bisschop van Den Bosch, na 1561 (Noordbrabants Museum, Den Bosch)

Mijter

De mijter of mitra is een stijf, stoffen hoofddeksel bestaande uit twee aan de onderkant verbonden delen die de vorm hebben van een omgekeerd schild. Aan de achterzijde hangen twee brede linten. Vanaf de 13e eeuw is de mijter het gebruikelijke hoofddeksel van bisschoppen en abten. Waren de vroege modellen laag, in de late middeleeuwen werden de mijters steeds hoger.

Kardinaalshoed

De kardinaalshoed of galero is een plat, breedgerand hoofddeksel waaraan twee lange koorden met kwastjes hangen. Kardinalen droegen vanaf het Concilie van Lyon (1245) een rode galero, welke doorgaans werd gecombineerd met een rode cappa magna. Groene, paarse en zwarte galero's kwamen ook voor.

Tiara

De pauselijke tiara bestaat sinds de 14e eeuw uit drie boven elkaar geplaatste kronen. Net als bij de mijter hangen er twee brede linten aan de achterzijde. De paus droeg de tiara alleen tijdens niet-liturgische vieringen. Men ging de drie kronen beschouwen als symbolen van de drie-eenheid, of van de strijdende (aarde), de lijdende (vagevuur) en de zegevierende kerk (hemel). Weer een andere uitleg wijst op de drie functies van de paus als priester, leraar en koning.

Vorige: Profane kleding

Volgende: Na de middeleeuwen: Verloren gegaan

Referenties en literatuur

Na de middeleeuwen