Schenkingen van liturgische gewaden

Medieval Memoria Online

Schenking

Vervaardiging

Objecten

Gebruik

Na de middeleeuwen

Hieronder een overzicht van de uiteenlopende lotgevallen die middeleeuwse liturgische gewaden uit Noord-Nederland konden ondergaan.

Verloren gegaan

Er zijn relatief weinig (complete) middeleeuwse paramenten bewaard gebleven. Daar hebben verschillende factoren aan bijgedragen. Een van deze factoren is de kwetsbaarheid van het textiel. Met name intensief gedragen gewaden konden door slijtage vergaan. Verder speelde een bepaald funerair gebruik een rol: bisschoppen en priesters werden in een kazuifel begraven. Zo staat in de kerkmeestersrekeningen van de Utrechtse Nicolaïkerk (Klaaskerk) vermeld dat de kerk in 1488 een geldbedrag ontving van priester Iacop Aelberts voir een out ka(sufel) der kercken daer hy in begraven wert. Al voor de Reformatie zal dus het nodige aan paramenten zijn verdwenen.

De Beeldenstorm van 1566 was niet alleen gericht tegen beelden en schilderijen, maar ook tegen liturgische gebruiksvoorwerpen en gewaden. De gewaden – tot dan toe zorgvuldig bewaard in speciaal daarvoor vervaardigde kasten in de sacristie – werden volop geplunderd en vernietigd. Ook in de daaropvolgende periode van opstanden en onlusten bleven de liturgische gewaden niet gespaard. In 1580 bijvoorbeeld werden in Kampen de paramenten van de St. Nicolaaskerk (Bovenkerk) op de brandstapel gegooid.

In latere eeuwen ging een en ander verloren als gevolg van veranderde smaakopvattingen, verkeerd opbergen en andere onwetendheid. Tot slot hebben de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog het aantal overgeleverde middeleeuwse paramenten nog wat verder teruggebracht.

Vermaakt en/of hergebruikt

De door beeldenstormers geplunderde liturgische gewaden werden in sommige gevallen hergebruikt ter versiering van profane kledingstukken. Dit blijkt onder andere te zijn gebeurd in Haarlem, waar in december 1573 in het stadhuis vrouwen en jonge dochters

sneeden an stucken alle kercken goeden als vesper cappen, corsoffelen, alften, etc. ende elck capiteijn nam daer zijn gerijve uuijt alsoe dat het geblecken is. Ja zij boerden daer haer cleeren mede ende gingen zoe achter die straeten. (Vertaal)
allerlei kerkgoederen aan stukken sneden, zoals koorkappen, kazuifels, albes, enz. En alle kapiteins namen daarvan mee wat ze wilden, zoals gebleken is. Ze versierden er zelfs hun kleding mee en gingen zo over straat. (Origineel)

De zilveren agrafen en bellen van koorkappen werden omgesmolten om de oorlog tegen de Spanjaarden te bekostigen.

Toch slaagden katholiek gebleven geestelijken en gelovigen er ook in om religieuze kledij in veiligheid te brengen, en wel door ze thuis op te bergen. Na de Reformatie werden deze paramenten slechts nog gedragen in schuilkerken, waar na het verbod op de publieke uitoefening van de katholieke eredienst in het geheim vieringen werden gehouden. De middeleeuwse gewaden golden inmiddels echter als ouderwets en werden daarom aangepast aan de 17e-eeuwse mode en liturgie. Van kazuifels is bekend dat werden bijgeknipt om zo het in zwang zijnde vioolkistmodel te verkrijgen. Verder werden gewaden versierd met moderne ornamenten, zoals florale motieven. Ook ging men wel over op het vermaken van paramenten teneinde de regels van de tridentijnse kleurencanon na te leven. Een middeleeuws borduursel werd dan geappliqueerd op een jongere stof van een kleur die correspondeerde met de geborduurde voorstelling. Een kruisiging werd bijvoorbeeld van rood velours overgebracht op goudbrokaat.

Het uit elkaar halen van middeleeuwse paramenten nam een vlucht in de tweede helft van de 19e eeuw. Dit had alles te maken met de hernieuwde belangstelling voor de gotiek die toen in Nederland de kop opstak. Het lostornen van borduursels (aurifriezen) en het verknippen van stoffen gebeurde om verschillende redenen. Ten eerste werden de borduur-en stoffragmenten opgenomen in de collectie van (geestelijke) verzamelaars en net opgerichte musea. Bovendien dienden deze fragmenten dikwijls als model bij het weven en borduren van neogotische liturgische gewaden. Ten derde werden de nog bruikbare borduursels van versleten paramenten verwerkt in nieuwe religieuze kledij. Dergelijk hergebruik was al gangbaar in de middeleeuwen, evenals het samenvoegen van gewaden. Opvallende voorbeelden van het laatste zijn de twee dalmatieken van een vierstel uit Hoorn. In de 19e(?) eeuw zijn delen van een – eerder al tot vioolkistmodel bijgesneden – kazuifel vermaakt tot de voorzijden van de twee dalmatieken.

Gedeelte van een gaffelkruis, overgeschilderd met olieverf. (Museum Catharijneconvent, Utrecht, ABM t02072).

Gerepareerd en gerestaureerd

De neogotiek leidde niet alleen tot een intensivering van hergebruik maar ook van herstel. Katholieke kerken wilden de middeleeuwse paramenten namelijk weer gaan gebruiken. In de middeleeuwen behoorde het opknappen van oude borduursels als vanzelfsprekend tot het takenpakket van de borduurwerker. De kennis en kundigheid van het onderhoud van borduurwerk was in de 17e eeuw echter veloren gegaan, onder meer door het wegvallen van kerkelijke opdrachten. Dit had als consequentie dat in de 18e en 19e eeuw onder het repareren van borduurwerk door paramentenateliers zoal werd verstaan: het verwijderen van oude delen, het overborduren met minderwaardig draad en het bijwerken van versleten stukken met olieverf.

In het begin van de 20e eeuw groeide in Nederland de kritiek op de restauratiewijzen van de ateliers. Langzaamaan ontstaat er een streven om middeleeuwse paramenten terug te brengen naar hun originele staat, waarbij oorspronkelijk materiaal zoveel mogelijk behouden blijft. Vanaf het midden van de 20e eeuw treedt een professionalisering en verwetenschappelijking op van textielrestauratie en -conservering. Musea, die inmiddels ook complete gewaden zijn gaan verzamelen, spelen voortaan een belangrijke rol bij het onderhoud en behoud ervan. Daarmee zijn paramenten veranderd van gebruiksvoorwerpen in museale objecten. Toch zijn er her en der in Nederland ook nog katholieke kerken die middeleeuwse gewaden in hun bezit hebben.

Referenties en literatuur

  • Defoer, H.L.M., S.F.M. de Bodt, M.L. Caron e.a., Schilderen met gouddraad en zijde (Utrecht 1987), 32-50, 95-98.
  • Jansen, Béatrice, Laat Gotisch Borduurwerk in Nederland (’s-Gravenhage 1948), 21, 28-29.
  • Kerkmeestersrekeningen Klaaskerk, Het Utrechts Archief: Bewaarde Archieven II (709): inventarisnr. 706, 1488, fol. 1v.
  • Leeflang, Micha, en Kees van Schooten (red.), Middeleeuwse borduurkunst uit de Nederlanden (Zwolle 2015), 71-85, 105-113, 115-121, 230.
  • Verwer, Willem Janszoon, Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581 (ed. J.J. Temminck) (Haarlem 1973), 34.